Nevenklasse

In de groepentheorie, een onderdeel van de abstracte algebra, is een nevenklasse binnen een groep G {\displaystyle G} een deelverzameling g H {\displaystyle gH} of H g {\displaystyle Hg} van G {\displaystyle G} , die bestaat uit de producten van een element g G {\displaystyle g\in G} en de elementen van een ondergroep H {\displaystyle H} van G {\displaystyle G} . De nevenklasse g H {\displaystyle gH} van g {\displaystyle g} ten opzichte van H {\displaystyle H} heet linkernevenklasse en de nevenklasse H g {\displaystyle Hg} rechternevenklasse. De verschillende nevenklassen van H {\displaystyle H} zijn onderling disjunct en vormen een partitie van G {\displaystyle G} . Het aantal elementen in een nevenklasse g H {\displaystyle gH} of H g {\displaystyle Hg} is gelijk aan het aantal elementen van de ondergroep H {\displaystyle H} zelf.

Definitie

Zij G {\displaystyle G} een groep, H {\displaystyle H} een ondergroep van G {\displaystyle G} en g {\displaystyle g} een element van G {\displaystyle G} .

De linkernevenklasse g H {\displaystyle gH} van g {\displaystyle g} ten opzichte van H {\displaystyle H} is de verzameling producten van elementen van H {\displaystyle H} , links samengesteld met g {\displaystyle g} :

g H = { g h h H } {\displaystyle gH=\{gh\mid h\in H\}} .

De verzameling van alle linkernevenklassen van H {\displaystyle H} in G {\displaystyle G} noteert men gewoonlijk als G / H {\displaystyle G/H} .

De rechternevenklasse H g {\displaystyle Hg} van g {\displaystyle g} ten opzichte van H {\displaystyle H} is de verzameling producten van elementen van H {\displaystyle H} , rechts samengesteld met g {\displaystyle g} :

H g = { h g h H } {\displaystyle Hg=\{hg\mid h\in H\}} .

De verzameling van alle rechternevenklassen van H {\displaystyle H} in G {\displaystyle G} noteert men gewoonlijk als G H {\displaystyle G\backslash H}

Equivalentierelatie

Nevenklassen zijn equivalentieklassen. Twee elementen a {\displaystyle a} en b {\displaystyle b} van de groep G {\displaystyle G} zijn equivalent als ze tot dezelfde nevenklasse g H {\displaystyle gH} behoren.

a b {\displaystyle a\sim b} als voor een g G {\displaystyle g\in G} : a , b g H {\displaystyle a,b\in gH}

Dit komt erop neer dat er een h H {\displaystyle h\in H} is zodanig dat:

b = a h {\displaystyle b=ah}

Alternatief geldt:

a b a H = b H b a H a 1 b H {\displaystyle a\sim b\Longleftrightarrow aH=bH\Longleftrightarrow b\in aH\Longleftrightarrow a^{-1}b\in H}

De linkernevenklassen zijn dus de equivalentieklassen van deze relatie.

Commutativiteit

Linker- en rechternevenklassen zijn in een commutatieve groep gelijk, maar kunnen in een groep die niet commutatief is verschillen. De normalisator van H {\displaystyle H} in G {\displaystyle G} is de verzameling elementen van G {\displaystyle G} waarvoor de betrokken linker- en rechternevenklasse identiek zijn.

Als de linker-en rechternevenklassen van een ondergroep H {\displaystyle H} identiek zijn voor alle elementen van G {\displaystyle G} , heet H {\displaystyle H} een normaaldeler van G {\displaystyle G} en spreekt men kortweg van nevenklassen. In dat geval kan G / H {\displaystyle G/H} ook uitgerust worden met een groepsbewerking en wordt de factorgroep van G {\displaystyle G} over H {\displaystyle H} genoemd.

In een commutatieve groep zijn alle ondergroepen normaaldelers.

Voorbeelden

Voorbeeld in een abelse groep

Beschouw de veelvouden van 8 als ondergroep van de gehele getallen met de gewone optelling:

8 Z = { , 16 , 8 , 0 , 8 , 16 , 24 , } {\displaystyle 8\mathbb {Z} =\{\ldots ,-16,-8,0,8,16,24,\ldots \}}

De nevenklasse van het getal 35 bestaat uit alle veelvouden van 8, plus 3:

8 Z + 35 = 8 Z + 3 = { , 5 , 3 , 11 , 19 , 27 , 35 , } {\displaystyle 8\mathbb {Z} +35=8\mathbb {Z} +3=\{\ldots ,-5,3,11,19,27,35,\ldots \}}

Het is de restklasse van 3 (en van 35) bij deling door 8.

Voorbeeld in een niet-abelse groep

Beschouw de groep S O ( 3 ) {\displaystyle SO(3)} van de rotaties van de reële driedimensionale ruimte. Dit is een lie-groep, maar in dit voorbeeld speelt alleen de algebraïsche structuur een rol. Beschouw een orthonormaal coördinatenstelsel ( x , y , z ) {\displaystyle (x,y,z)} en noem H {\displaystyle H} de ondergroep van S O ( 3 ) {\displaystyle SO(3)} die bestaat uit de rotaties om de z {\displaystyle z} -as. Noem r {\displaystyle r} de rotatie over een rechte hoek om de y {\displaystyle y} -as die de z {\displaystyle z} -as op de x {\displaystyle x} -as afbeeldt, met behoud van de oriëntatie (de positieve zijde van de z {\displaystyle z} -as wordt op de positieve zijde van de x {\displaystyle x} -as afgebeeld).

De linkernevenklasse r H {\displaystyle rH} bestaat uit alle rotaties die de z {\displaystyle z} -as met behoud van oriëntatie op de x {\displaystyle x} -as afbeelden. De rechternevenklasse H r {\displaystyle Hr} bestaat uit alle rotaties die de x {\displaystyle x} -as met omkering van de oriëntatie op de z {\displaystyle z} -as afbeelden. Beide nevenklassen zijn van elkaar verschillend en hebben zelfs maar één element gemeenschappelijk, namelijk r {\displaystyle r} zelf.

De ondergroep H {\displaystyle H} is geen normaaldeler van S O ( 3 ) {\displaystyle SO(3)} . De normalisator van H {\displaystyle H} in S O ( 3 ) {\displaystyle SO(3)} is H {\displaystyle H} zelf.

Cardinaliteit

De samenstelling met een vast element g {\displaystyle g} is een permutatie van G {\displaystyle G} , dus alle nevenklassen van H {\displaystyle H} hebben evenveel elementen als H {\displaystyle H} zelf.

Voor eindige groepen geldt de stelling van Lagrange over de orde, het aantal elementen, van een ondergroep:

De orde van G {\displaystyle G} is het product van de orde van H {\displaystyle H} en het aantal nevenklassen van H {\displaystyle H} in G {\displaystyle G} .

Dit is altijd, dus wanneer de linker- en rechternevenklassen samenvallen, maar ook wanneer zij verschillend zijn.